Nieuws

COVID-19 vaccinatie bij mensen met een stollingsstoornis

11-01-2021 | Nieuws

Let op: er is een update rondom dit onderwerp. 

De Nederlandse Vereniging van Hemofilie Behandelaren (NVHB) heeft een richtlijn opgesteld voor COVID-19 vaccinatie bij mensen met een stollingsstoornis. In een eerder bericht lieten we al weten dat vaccineren op twee manieren kan: subcutaan (onder de huid) of intramusculair (in de spier), afhankelijk van het type vaccin. Wanneer een vaccin in de spier wordt toegediend, ontstaat er een verhoogde kans op spierbloedingen. Neem voor toediening altijd contact op met je behandelaar. 

Het BioNTech/Pfizer coronavaccin moet intramusculair toegediend worden voor een goede werkzaamheid. Het is nog niet bekend hoe dit bij COVID vaccins van andere farmaceuten zit. De NVHB heeft een algemene richtlijn opgesteld voor de toediening van COVID-19 vaccins. De richtlijn is hieronder te lezen.

Deze richtlijn is gebaseerd op het document “Guidance from the World Federation of Hemophilia (WFH), European Association for Haemophilia and Allied Disorders (EAHAD), European Haemophilia Consortium (EHC), and U.S. National Hemophilia Foundation (NHF), dated 22-12-2020.” 

  • Indien het desbetreffende vaccin intramusculair toegediend moet worden dan wordt geadviseerd, wanneer dit mogelijk is, om de kleinst mogelijke naald te gebruiken. Na toediening 10 minuten de injectieplaats afdrukken en in de uren erna patiënt zelf laten inspecteren of er alsnog een hematoom ontstaat. Gevoeligheid in de arm is gebruikelijk, maar zwelling is teken van mogelijk hematoom. 
  • Indien het basale factor niveau van de patiënt meer dan 0,10 IE/mL bedraagt (FVIII:C bij hemofilie A, FIX:C bij hemofilie B, en FVIII:C en VWF activiteit bij von Willebrand ziekte) dan kan de vaccinatie plaatsvinden zonder verdere factorsubstitutie. 
  • Indien het basale factor niveau van de patiënt kleiner of gelijk is aan 0,10 IE/mL dan wordt voorafgaand aan de vaccinatie profylactische behandeling geadviseerd waarbij gestreefd wordt, dat ten tijde van de vaccinatie het factor niveau boven de 0,10 IE/mL ligt. Bij hemofilie A en ziekte van von Willebrand wordt zo mogelijk de voorkeur gegeven aan DDAVP boven factorconcentraat. 
  • Indien een patiënt met hemofilie A profylactisch behandeld wordt met emicizumab dan kan de vaccinatie plaatsvinden zonder verdere factorsubstitutie. 
  • Het beleid bij patiënten met zeldzame stollingsfactor deficiënties en trombocytopathie is sterk afhankelijk van het specifieke bloedingsfenotype van de patiënt en dient op individueel patiënt niveau te worden afgestemd met de eigen hemofiliebehandelaar. 
  • Alle hemofiliebehandelcentra wordt geadviseerd om eventuele complicaties van de vaccinaties te registreren.