Gentherapie kan veilig en effectief worden toegepast bij patiënten met hemofilie B; gebruik kostbare stollingsmiddelen kan worden teruggedrongen. Onderzoekers van onder andere Erasmus MC hebben patiënten met hemofilie B succesvol behandeld met gentherapie. Deze patiënten hoeven zich na de gentherapie niet meer 2 tot 3 keer per week te prikken met stollingsmiddelen.
De onderzoekers presenteerden hun bevindingen deze week tijdens het jaarlijkse congres van de American Society of Hematology in Atlanta en in het gezaghebbende tijdschrift Blood.
In een Europese studie geleid door prof.dr Frank Leebeek van de afdeling Hematologie van het Erasmus MC is aangetoond dat gentherapie bij patiënten met ernstige hemofilie B leidt tot verhoging van stollingsfactor IX in het bloed en dat daarmee een sterke vermindering van het aantal bloedingen kan worden bereikt. In de succesvolle studie werden 6 van de in totaal 10 patiënten behandeld in de hemofiliebehandelcentra in Nederland van het Erasmus MC, UMCG, AMC en het UMCU.
Gentherapie vindt plaats door gebruik te maken van een aangepast en niet-ziekmakend virus waarin het factor IX gen is ingebouwd. In de studie zijn twee verschillende doseringen van een AAV-5 virus-FIX gen product (vector), ontwikkeld door uniQure Biopharma (Amsterdam), toegediend via een kortdurende éénmalige infusie van 30 minuten bij 10 patiënten met hemofilie B. Het virus gaat via de bloedbaan naar de lever, brengt het factor IX gen in de levercellen, waar het factor IX vervolgens wordt aangemaakt. Bij alle patiënten was na de gentherapie factor IX meetbaar in het bloed (gemiddeld 4,8% bij de lage dosis en 7,2% bij de hoge dosis). Hierdoor traden 90% minder spontane bloedingen op. Van de negen patiënten die zichzelf tevoren regelmatig stollingsfactor toedienden, konden acht hiermee stoppen na de gentherapie. De meeste patiënten hebben in de laatste 9 maanden geen bloedingen meer gehad. Door de gentherapie is een totale kostenbesparing aan stollingsfactoren bereikt van ongeveer 2.000.000 euro per jaar. Bijwerkingen waren minimaal en bestonden uit milde en tijdelijke leverfunctietest afwijkingen. Sommige patiënten zijn inmiddels ruim twee jaar na behandeling met stabiele en doorgaande expressie van factor IX.