De Nederlandse Vereniging van Hemofilie Behandelaren (NVHB) heeft een richtlijn opgesteld voor COVID-19 vaccinatie bij mensen met een stollingsstoornis. De richtlijn is deze maand vernieuwd en is hieronder te lezen. Bekijk hier het oorspronkelijke bericht.
Onderstaande leidraad is gebaseerd op het document “Guidance from the World Federation of Hemophilia (WFH), European Association for Haemophilia and Allied Disorders (EAHAD), European Haemophilia Consortium (EHC), and U.S. National Hemophilia Foundation (NHF), dated 22-12-2020.”
• Indien het desbetreffende vaccin intramusculair toegediend moet worden dan wordt geadviseerd, wanneer dit mogelijk is, om de kleinst mogelijke naald te gebruiken. Na toediening 10 minuten de injectieplaats afdrukken en in de uren erna patiënt zelf laten inspecteren of er alsnog een hematoom ontstaat. Gevoeligheid in de arm is gebruikelijk, maar zwelling is teken van mogelijk hematoom.
• Indien het basale factor niveau van de patiënt meer dan 0,10 IE/mL bedraagt (FVIII:C bij hemofilie A, FIX:C bij hemofilie B, en FVIII:C en VWF activiteit bij von Willebrand ziekte) dan kan de vaccinatie plaatsvinden zonder verdere factorsubstitutie.
• Indien het basale factor niveau van de patiënt kleiner of gelijk is aan 0,10 IE/mL dan wordt voorafgaand aan de vaccinatie profylactische behandeling geadviseerd waarbij gestreefd wordt, dat ten tijde van de vaccinatie het factor niveau boven de 0,10 IE/mL ligt. Bij hemofilie A en ziekte van von Willebrand wordt zo mogelijk de voorkeur gegeven aan DDAVP boven factorconcentraat. Update 21-12-2021: Op basis van de klinische ervaring gedurende 2021 lijkt het bloedingsrisico na vaccinatie erg mee te vallen, ook bij patiënten met een factor niveau ≤ 0,10 IE/mL die geen voorbehandeling hadden gekregen. De behandelaar kan derhalve in samenspraak met de patiënt en met meewegen van de individuele bloedingsneiging eventueel afzien van profylactische voorbehandeling.
• Indien een patiënt met hemofilie A profylactisch behandeld wordt met emicizumab dan kan de vaccinatie plaatsvinden zonder verdere factorsubstitutie.
• Het beleid bij patiënten met zeldzame stollingsfactor deficiënties en trombocytopathie is sterk afhankelijk van het specifieke bloedingsfenotype van de patiënt en dient op individueel patiënt niveau te worden afgestemd met de eigen hemofiliebehandelaar.
• Alle hemofiliebehandelcentra wordt geadviseerd om eventuele complicaties van de vaccinaties te registreren.